Historiek
De oprichting
Als gevolg van de oorlogssituatie met Nederland (tot 1838) en het internationaal precaire bestaan van België heeft het Voorlopig Bewind beslist om in oktober 1830 de ‘Openbare Veiligheid’ op te richten. De Belgische burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst is hiermee de oudste inlichtingendienst ter wereld die ononderbroken heeft bestaan (de ‘Inquisitie’ van het Vaticaan uitgezonderd).
Aanvankelijk was het een afzonderlijk Departement, gevolgd door enkele interne verschuivingen. Vrij vlug echter werd de ‘Openbare Veiligheid’ onder politiek toezicht van de minister van Justitie gesteld. Dat gebeurde uit een democratische voorzorg om te voorkomen dat er veel macht geconcentreerd zat bij één minister (de politie viel onder Binnenlandse Zaken en het leger onder de minister van Oorlog).
Door de nefaste ervaringen met de repressie van beide voorgaande regimes, het Franse en het Hollandse, was er een afkeer ontstaan ten aanzien van de idee van een politieke politie. We hebben ons geïnspireerd op het Britse model.
Toch kreeg de ‘Openbare Veiligheid’ vrij uitgebreide bevoegdheden van ‘Algemene Politie’ vooral om toezicht te houden op de activiteiten van vreemdelingen in ons land. Tot 1993 zouden de ‘Vreemdelingenpolitie’ (later ‘Dienst Vreemdelingenzaken’) en de ‘Veiligheid van de Staat’, samen het ‘Bestuur van de Openbare Veiligheid’ vormen.
1830 – 1842: de eerste dreigingen
De eerste jaren werden gedomineerd door dreigingen van zowel binnen- als buitenlandse oorsprong: vanwege de orangisten (behoud van de eenheid met Nederland), de reünionisten (terugkeer naar het Frankrijk van Napoleon), de republikeinen en de eerste sociale contestanten. Het ging enerzijds om de organisatie van de staat en anderzijds om het overleven van België.
In de organieke wet van 1998 worden deze dreigingen samengevat onder de noemers: spionage, inmenging en extremisme.
1840 – 1914: de internationalisering van de dreigingen
Vanaf 1840 werd België een onthaalland voor vluchtelingen (die toen vooral afkomstig waren uit het Frankrijk van Napoleon III, Pruisen, het Russische Rijk), wat het vandaag nog steeds is. Er werd een uitgebreide regelgeving ontwikkeld om hun activiteiten op te volgen. In dezelfde periode bouwde ook de ‘Openbare Veiligheid’ een ruime ervaring op inzake de bilaterale samenwerking met buitenlandse inlichtingendiensten.
De Frans-Pruisische oorlog, de Duitse eenmaking en de Parijse Commune leidden tot nieuwe dreigingen. Anarchistische en nihilistische studenten en vluchtelingen uit Centraal- en Oost-Europa confronteerden België een eerste keer met politieke aanslagen. Het nieuwe Duitse Rijk vertoonde dan weer een buitensporige interesse voor de verdediging (fortengordels) van het neutrale België.
In de organieke wet van 1998 worden deze dreigingen gedefinieerd als terrorisme en spionage.
1914-1918 - Wereldoorlog I
Onder de Duitse militaire bezetting bleef de ‘Openbare Veiligheid’ bestaan, voornamelijk omwille van haar taken als ‘Vreemdelingenpolitie’.
Belgen leverden in het bezette België belangrijke bijdragen aan de Britse militaire spionage tegen de Duitse bezetter (‘La Dame Blanche’, Gabriëlle Petit, ...).
In 1915 richtte België de eerste militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst bij de legerstaf op.
1919 – 1939: het Interbellum
Na de oorlog werden in de eerste plaats gewezen collaborateurs en activisten opgevolgd.
Tijdens de jaren 1920 en 1930 ontstond een aantal extremistische partijen zowel ter rechter- als ter linkerzijde. Propagandisten van buitenlandse, extremistische partijen zowel als Belgische extremisten die naar het buitenland trokken, werden opgevolgd. Een nieuwe vorm van terreur diende zich aan. Die was gericht tegen economische belangen van de landen van de As van Berlijn.
Het schandaal van de ‘Vervalste Utrechtse Documenten’ leidde ertoe dat taken van contraspionage van de ‘Militaire Veiligheid’ werden overgedragen naar de burgerlijke veiligheid. Hiertoe werd in 1929 binnen het ‘Bestuur van de Openbare Veiligheid’ de ‘Eerste Directie Veiligheid van de Staat’ opgericht.
1940 – 1945: Wereldoorlog II
De Duitse ‘Militärverwaltung’ schafte in bezet België de ‘Veiligheid van de Staat’ af, maar behield voor eigen gebruik de ‘Vreemdelingenpolitie’.
De Regering in ballingschap in Londen richtte even snel het ‘Bestuur Veiligheid van de Staat’ opnieuw op en gaf ze erg uitgebreide bevoegdheden op het vlak van spionage, sabotage en ontsnappingslijnen. Daartoe werden in België de ‘Inlichtingen- en Actie-agenten’ ingezet, een vorm van het Verzet.
1944 – 1949: Repressie en epuratie
In Londen werd tevens de terugkeer naar het bevrijde België voorbereid. Hiertoe kreeg de Veiligheid van de Staat - een unicum in haar lange geschiedenis - (tijdelijk en beperkt) ‘opdrachten van gerechtelijke politie’ inzake de repressie en epuratie.
Na de oorlog werd personeel ontplooid in het bezette Duitsland om gevluchte en ondergedoken collaborateurs op te sporen.
1947 – 1991: de Koude Oorlog
De ‘Koude Oorlog’, met twee grote machtsblokken (NAVO en Warschaupact), kenmerkte zich door een sterk toegenomen dreiging van spionage, zeker na de vestiging van het NAVO-hoofdkwartier en de SHAPE in België. Toen nadien ook de Europese instellingen zich in ons land vestigden, groeide Brussel uit tot een groot diplomatiek centrum. Er werden grote inspanningen geleverd op het vlak van de contraspionage. Meer recent voegden zich daar ook de dreigingen tegen het wetenschappelijk en economisch potentieel aan toe.
Vanaf de jaren 1970 werd België herhaaldelijk geconfronteerd met terrorisme: het separatistische terrorisme (Palestijnen, Ieren, Basken ...) en het ideologische terrorisme (CCC en FRAP). Al deze groepen werkten bovendien internationaal samen met geestesgenoten en ontwikkelden in ons land netwerken van steungroepen, van propaganda, financiering en lobbying bij de Europese instellingen.
In de kolonie (Belgisch Congo) en de mandaatgebieden (Rwanda en Urundi) werkte een aparte koloniale ‘Veiligheid’. Na de onafhankelijkheid van deze gebieden werd de ‘Veiligheid van de Staat’, zoals dit ook het geval was/is voor andere gewezen koloniale machten, de referentiedienst met specialisatie.
De ‘Veiligheid van de Staat’ werd een aantal keer in opspraak gebracht. Telkens werd medewerking verleend aan gerechtelijke onderzoeken, aan parlementaire onderzoekscommissies en aan academici die instructies kregen van het Parlement.
1991 - ....: een geglobaliseerde wereld
De ineenstorting van de communistische landen, de ontbinding van het Warschaupact en de val van de ‘Muur van Berlijn’ brachten een nieuwe wereldorde met nieuwe problemen die een impact hadden op de veiligheidssituatie van België: de burgeroorlogen in (ex-)Joegoslavië, de Rwandese genocide, de Congolese burgeroorlog(en), Tsjetsjenië, conflictdiamanten, extremistische en terroristische groepen uit Klein-Azië, Azië, Zwart-Afrika, Latijns-Amerika ...maar ook dreigingen uitgaande van migratiegolven, pandemieën, klimaat, ...
Van bij de aanvang was de ‘Veiligheid van de Staat’ een loyale medespeler in alle internationale, bi- en multilaterale, inter- en supranationale veiligheidsorganisaties, eerst met Luxemburg, vervolgens in de Benelux, de NAVO, de EU.
In 1993 werd de ‘Openbare Veiligheid’ opgesplitst. De ‘Dienst Vreemdelingenzaken’ werd ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het ‘Bestuur Veiligheid van de Staat’ bleef bij het ministerie van Justitie, evenwel onder rechtstreekse voogdij van de minister van Justitie.
Dreigingen komen vandaag niet meer enkel uit België en de buurlanden of zelfs Europa, maar vanuit de hele wereld.
Het meest sprekende voorbeeld is het radicaal islamisme; van de Noord-Afrikaanse steungroepen uit de jaren 1990, via de crises in Afghanistan, Irak en Syrië, is dit uitgegroeid tot het actuele, supranationale terrorisme.
Ontstaan van het wettelijk kader
Sinds 1991 ressorteren de inlichtingendiensten onder de controle van het ‘Comité I’ (het Vast Comité van toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten). In 1998 volgde de wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten die de werking van de inlichtingendiensten wettelijk regelt, een mijlpaal in de geschiedenis van de VSSE. De wet omschrijft het kader waarbinnen de VSSE werkt.
Tot 1 juni 2016 behoorde de persoonsbescherming van Belgische en buitenlandse persoonlijkheden, de zogenaamde ‘close protection’, tot de taken van de VSSE, maar die taak is sindsdien naar de Federale Politie overgeheveld.
De dienst werkt samen met andere buitenlandse diensten, met de Belgische politiediensten, de militaire inlichtingendienst en met andere administraties.